Annotatie van advocaat mr. dr. ing. Peter de Haan in het Tijdschrift voor Bouwrecht (TBR 2020/52) bij ABRvS 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:418, inzake handhaving tegen het hobbymatig houden van honden bij een woning.

Handhaving, hobbymatig houden dieren, ruimtelijke uitstraling, objectieve gegevens

mr. dr. ing. P.M.J. de Haan

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank niet onderkend dat het college niet met objectieve gegevens heeft onderbouwd dat de ruimtelijke uitstraling van het gebruik van de woning door het houden van 24 chihuahua’s in dit geval zodanig is dat het niet langer verenigbaar is met de woonbestemming. Ter onderbouwing van zijn besluit heeft het college gewezen op het inspectierapport van het bezoek aan de woning van 24 november 2017. Dat rapport heeft echter alleen betrekking op de situatie in de woning, wat ter zitting door de inspecteur is bevestigd. Uit het rapport volgt niet wat de ruimtelijke uitstraling is van het houden van de 24 chihuahua’s. Ter zitting heeft het college in dat verband toegelicht dat er een melding is ontvangen van de buren in de aangrenzende woning en dat er bovendien in het verleden, in 2016, klachten waren uit de buurt. Het college heeft echter, zoals hiervoor is overwogen, naar aanleiding van de melding van de buren in de aangrenzende woning niet onderzocht wat de ruimtelijke uitstraling van het houden van 24 chihuahua’s was. Het college had juist in dit geval de ruimtelijke uitstraling met objectieve gegevens moeten onderbouwen, omdat het zich op het standpunt stelt dat de chihuahua’s hobbymatig worden gehouden en niet bedrijfsmatig of als in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was.

Lees verder

1. De Afdeling heeft in ABRvS 29 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA1349, overwogen dat de vraag of het houden van acht honden in strijd is met de woonbestemming, dient te worden beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Bepalend is of deze uitstraling van dien aard is dat deze planologisch gezien niet meer valt te rijmen met de woonfunctie van het betrokken perceel. Ook bijvoorbeeld bij een buitensporige opslag dient het bevoegd gezag aan de beoordeling van de ruimtelijke uitstraling te bepalen of er strijd is met de woonbestemming, zie ABRvS 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1859.

2. In de onderhavige zaak heeft de Afdeling geoordeeld dat het college niet met ‘objectieve gegevens’ heeft onderbouwd wat de ruimtelijke uitstraling van het houden van de 26 chihuahua’s. een herdershond, een kip en poes is. Met andere woorden, wat de ruimtelijke uitstraling is buiten de woning. Dit ontbreken van objectieve gegevens verwijt de Afdeling het college des te meer, nu tussen partijen vaststaat dat het gaat om het hobbymatig houden van dieren en niet bedrijfsmatig of in omvang of het bedrijfsmatig is.

3. Uiteraard zijn er aanzienlijk meer uitspraken over het hobbymatig houden van honden en ook grotere dieren zoals paarden. Wat de onderhavige uitspraak interessant maakt, zijn de eisen die de Afdeling stelt aan het bewijs. Het lijkt erop dat de Afdeling strenger is ten aanzien van het bewijs dan bijvoorbeeld in Vz. ABRvS 7 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1553. In die zaak zijn meerdere controlerapporten opgesteld naar het aantal honden in de woning en de tuin. Niet is echter onderzocht wat de ruimtelijke uitstraling is voor de omgeving. De Afdeling overweegt in rechtsoverweging 6.3 dat de rechtbank terecht in aanmerking heeft genomen dat het perceel is gelegen in de bebouwde kom en dat het aan beide zijden wordt begrensd door de woningen en tuinen van buren. Voorts heeft de rechtbank met juistheid ‘aannemelijk’ geacht dat het gebruik leidt tot geluid- en stankoverlast, aldus de Afdeling.

4. Er is weinig jurisprudentie over bewijslast ten aanzien van de ruimtelijke effecten van het houden van dieren. De Afdeling volgt veelal het bevoegd gezag als dit ‘aannemelijk’ maakt dat sprake is van een overtreding en de overtreder een en ander niet kan weerleggen. Zie ook ABRvS 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2994. Naar mijn mening heeft het college voldoende aannemelijk gemaakt dat de ruimtelijke uitstraling in strijd is met de woonbestemming. Ik ben geen voorstander van de strenge eisen die de Afdeling hier stelt aan het bewijs. Je hoeft bepaald geen raketgeleerde te zijn om zonder nader onderzoek te snappen dat 27 honden in een woning kunnen leiden tot stank- en geluidsoverlast bij de buren. Wat moet het college nog onderzoeken? De uitspraak van 7 mei 2015 getuigt wat dat betreft van meer realiteitszin.

Over de auteur:

Mr. dr. ing. Peter de Haan is een gepromoveerd advocaat en gespecialiseerd in (publiek) bouwrecht, omgevingsrecht, vergunningverlening en handhaving. Peter is de eigenaar en oprichter van PDH Advocatuur