Annotatie van advocaat mr. dr. ing. Peter de Haan in het tijdschrift Bouwrecht (BR 2012/6) bij ABRvS 28 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT2799, waaruit volgt dat de grens ook tot het bouwperceel behoort.

Grens van het bouwperceel.

mr. dr. ing. P.M.J. de Haan

Uit de planvoorschriften volgt niet dat de op de plankaart aangeduide grens van het bouwperceel niet tot het bouwperceel behoort.

Lees verder

1. In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de omvang van een bouwperceel niet is beperkt tot de binnen de bebouwingsgrenzen gelegen gronden zoals weergegeven op de plankaart. De buitenzijde van de lijnen op de plankaart is bepalend voor de beoordeling of het bouwplan binnen het bouwperceel is voorzien, aldus de Afdeling (r.o. 2.5.1). Dit zou volgen uit het samenstel van de (specifieke) definities van bouwperceel en bebouwingsgrens in de planvoorschriften bij het vigerende bestemmingsplan. De definitie voor een bouwperceel of bebouwingsvlak luidt in dat bestemmingsplan als volgt: ‘een oppervlakte van gronden omgrensd door een op de plankaart als zodanig aangegeven grens van een bouwperceel, op en in welke gronden, binnen een bestemmingsvlak, gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd.’ De grens van een bouwperceel of bebouwingsgrens is als volgt gedefinieerd: ‘een op de plankaart als zodanig aangegeven al of niet of gedeeltelijk samenvallende lijn, die de omgrenzing vormt van een bouwperceel of bebouwingsvlak.’ De rechtbank had overwogen dat slechts de gronden aan de binnenzijde van de bebouwingsgrens tot het bouwperceel behoren. Op zich is dat oordeel niet onbegrijpelijk aangezien in de definitie is aangegeven dat het bouwperceel is omgrensd door een bebouwingsgrens. Dat zou kunnen betekenen dat de bebouwingsgrens (lijn) zelf niet tot het te bebouwen oppervlak behoort. De Afdeling denkt daar dus anders over. Naar mijn mening zijn zowel de uitleg van de rechtbank als die van de Afdeling onwenselijk, zoals ik hieronder nog zal uiteenzetten. Eerst sta ik stil bij de vraag in hoeverre deze uitspraak (nog) wel enige betekenis kan hebben voor de praktijk. Overigens heeft de Afdeling op vergelijkbare wijze overwogen dat de grens van het bebouwingsvlak ook tot het bebouwingsvlak behoort in ABRvS 12 mei 2010, nr. 200905930/1/H1, en ABRvS 14 december 2011, nr. 201106281/1/H1.

2. In de jurisprudentie wordt niet vaak een discussie gevoerd of gekeken moet worden naar de binnen- of buitenzijde van een lijn op een plankaart of verbeelding. Toch kan dat nogal wat uitmaken. Op een plankaart voor een buitengebied met een schaal van 1:1000 staat 1 mm gelijk aan 1 m op ware grootte en bij een schaal van 1:10.000 staat 1 mm zelfs gelijk aan 10 m. In zoverre moet deze uitspraak niet gebagatelliseerd worden. De betekenis van deze uitspraak blijft beperkt. Het gaat om een uitspraak met specifieke definities voor een bouwperceel en een bebouwingsgrens die afwijken van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). Ook de definities in de uitspraken van 12 mei 2010 en 14 december 2011 wijken af van de SVBP2008. In de SVBP2008 zijn de volgende definities opgenomen:

“bouwgrens: de grens van een bouwvlak.

bouwperceel: een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel.

bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.”

Aangezien in de definities in het SVBP2008 in het geheel niet wordt gesproken over ‘omgrenzing’ en ‘omgrensd’ zou ik het begrijpelijk vinden indien de Afdeling bij de toepasselijkheid van deze bepalingen onder het SVBP2008 — net zoals bij bovengenoemde uitspraken — ook zal oordelen dat de buitenzijde van de lijnen op de plankaart bepalend is voor de beoordeling of het bouwplan binnen het bouwperceel is voorzien. De bewoordingen van de definities maakt dit in ieder geval mogelijk. Bijlage 12: ‘Wijze van meten’ van het SVBP2008 geeft naar mijn mening niet meer duidelijkheid hoe met deze problematiek omgegaan moet worden. Aardig is nog te vermelden dat in paragraaf 4.4 Bouwvlak van het SVBP2008 het volgende is aangegeven: “een bouwvlak wordt zowel in de analoge als de digitale verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven door dikke lijnen overeenkomstig bijlage 7.” In bijlage 7 is aangegeven dat zowel voor de analoge als digitale verbeelding de bouwvlakgrens twee keer zo dik is als de bestemmingsgrens.

3. Het spreekt voor zich dat deze problematiek inzake wat tot een bouwvlak behoort met name speelt bij analoge plankaarten met dikke lijnen en een grote schaal. Tegenwoordig is echter ook een digitale verbeelding voorgeschreven. Voor zover de digitale verbeelding tot een andere conclusie leidt dan de analoge verbeelding gaat de digitale verbeelding voor (art. 1.2.3 lid 2 Bro). De digitale verbeelding geeft de mogelijkheid ter plaatse in te zoomen (bijv. via www.ruimtelijkeplannen.nl). De inzoommogelijkheden op die website zijn echter beperkt. Een aparte plankaart als pdf-file geeft ook geen volledige duidelijkheid omdat bij het inzoomen op een gegeven moment de dikte van de bouwvlakgrens een rol gaat spelen. Wel is dit natuurlijk nauwkeuriger dan een analoge plankaart met grote schaal. Nog meer duidelijk of het bouwplan binnen het bouwvlak valt, kan worden verkregen indien de vergunningaanvraag langs elektronische weg wordt ingediend (art. 4.1 lid 1 Bor). De tekeningen bij het bouwplan moeten als pdf-file verzonden worden (art. 1.4 lid 1 onderdeel d Mor). Als met bijvoorbeeld tekeningprogramma Autocad een bouwtekening wordt gemaakt en daarvan een pdf-file wordt ingediend bij de aanvraag, kan met grotere nauwkeurigheid bepaald worden of het bouwplan binnen het bouwvlak valt. Toch moet niet te veel verwacht worden van art. 1.4 lid 1 onderdeel d Mor. Dit artikel schrijft slechts voor dat een pdf-file verzonden moet worden. Dat betekent naar mijn mening echter niet dat het niet is toegestaan om een scan van een analoge tekening in te dienen, waarmee minder nauwkeurig de precieze omvang en positie van het bouwplan ten opzichte een bouwvlak is vast te stellen. Zo kan nog steeds een discussie gevoerd worden met betrekking tot dikke lijnen die op de bouwtekening zijn aangegeven zoals in ABRvS 10 september 2008, BR 2008/186, m.nt. E.T. de Jong. Een bijzonder, vermeldenswaardig geval is ABRvS 4 maart 2009, Gst. 2009/45, m.nt. A.G.A. Nijmeijer. Ter bepaling van de vraag of de uitbouw minder dan 2,5 m diep is ten opzichte van de oorspronkelijke achtergevel en daarmee bouwvergunningvrij is, heeft de Afdeling in haar oordeel een bouwtekening uit 1894 betrokken (art. 2 aanhef en onder a Bblb (oud), zie thans art. 2 aanhef en onderdeel 3 onder a en b van bijlage II Bor). Met andere woorden, in dit digitale tijdperk zijn nog steeds discussies mogelijk met betrekking tot lijnen en afstanden op tekeningen en kaarten. In zoverre blijft de onderhavige uitspraak relevant. Overigens kan een aanvrager natuurlijk ook ervoor kiezen om een versie van die Autocadtekening mee te zenden die niet geconverteerd is naar een pdf-file. Een dergelijke tekening kan worden ingezoomd zonder dat lijndiktes een rol gaan spelen. Die versie van de tekening kan dan over de digitale blauwdruk van de verbeelding (voorafgaand aan de conversie naar pdf) gelegd worden waarmee met zeer grote nauwkeurigheid bepaald kan worden of het bouwplan binnen het bouwvlak van de verbeelding valt.

4. Hierbij wens ik op te merken dat ikzelf een andere mening heb ten aanzien van de begrenzing van bijvoorbeeld bouwvlakken en bestemmingsgrenzen. De facto betekent deze uitspraak van de Afdeling dat ‘tot de buitenzijde’ van de bebouwingsgrens gebouwd mag worden. Hoe zit het echter indien twee bouwvlakken direct tegen elkaar aan liggen waarbij per bouwvlak bijvoorbeeld tot een andere hoogte gebouwd mag worden? Afhankelijk vanuit welk bouwvlak je kijkt, heb je dan twee verschillende buitenzijden van de lijn. Is dan de voor de aanvrager van een vergunning meest gunstige uitleg bepalend? Hetzelfde probleem geldt voor de grens van twee bestemmingen. Bijvoorbeeld een bestemming ‘verkeer’ naast een bestemming ‘wonen’. Op de verbeelding wordt met een lijn de grens van de twee bestemmingen gegeven. Het kan dan niet zo zijn dat de bestemming ‘wonen’ tot de ‘buitenzijde’ van de lijn geldt. De bestemming ‘verkeer’ zou vanuit de gelijkheid ook tot de buitenzijde van diezelfde lijn — maar dan aan de andere zijde — moeten lopen, maar daar geldt al de bestemming ‘wonen’. Wellicht dat de Afdeling van mening is dat niet te zwaar getild moet worden aan de binnen- of buitenzijde van een lijn op de verbeelding en dat bij de vraag of sprake is van een strijdigheid met het bestemmingsplan uitgegaan moet worden van het gunstigste geval. Het verschil tussen de binnen- of buitenzijde van een lijn op een verbeelding lijkt mij ook niet snel ruimtelijk relevant. Het is echter in strijd met de rechtszekerheid indien van geval tot geval gekeken moet worden hoe de verbeelding uitgelegd moet worden. Naar mijn mening zou het zuiverder zijn om gewoon het midden van een lijn op de verbeelding als bouwvlak- of bestemmingsgrens te nemen. Ik volg dus ook de rechtbank niet die uitgaat van de binnenzijde van de lijn. Natuurlijk kan alleen worden uitgegaan van het midden van de lijn voor zover de meet- en bebouwingsvoorschriften uit de planregels daaraan niet in de weg staan (ABRvS 16 juli 2008, Gst. 2008/110, m.nt. A.G.A. Nijmeijer). Indien die expliciet iets anders voorschrijven, dan zal dat moeten worden gevolgd. Overigens kan natuurlijk nog steeds discussie ontstaan over de vraag of het bouwplan binnen de toegestane begrenzingen zoals weergegeven op de verbeelding blijft. Het bouwplan moet op juiste wijze geprojecteerd worden op de verbeelding. Dat is hier niet goed gegaan. De rechtbank is van onjuiste afmetingen uitgegaan, aldus de Afdeling.

Over de auteur:

Mr. dr. ing. Peter de Haan is een gepromoveerd advocaat en gespecialiseerd in (publiek) bouwrecht, omgevingsrecht, vergunningverlening en handhaving. Peter is de eigenaar en oprichter van PDH Advocatuur.