Annotatie van advocaat mr. dr. ing. Peter de Haan in het tijdschrift Bouwrecht (BR 2012/115) bij ABRvS 30 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6944, inzake de betekenis van de belijning van een bouwvlak op de verbeelding.

Belijning bouwvlak op verbeelding bestemmingsplan.

mr. dr. ing. P.M.J. de Haan

Ter zitting heeft de raad erkend dat de werkplaats aan de westzijde van de bedrijfsbebouwing op het achterterrein, anders dan was beoogd, niet in het bouwvlak is opgenomen. Het bestreden besluit is derhalve in zoverre genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.

Wat betreft de uitbouw achter de carréboerderij heeft de raad zich ter zitting op het standpunt gesteld dat deze toch binnen het bouwvlak valt. De Afdeling heeft evenwel gelet op belijning van het bouwvlak op de verbeelding en de vorm van de uitbouw, zoals weergegeven op de door [appellant sub 2] ingebrachte tekeningen, gerede twijfel of dit standpunt juist is. Nu de raad zijn ter zitting ingenomen standpunt niet nader heeft kunnen onderbouwen, berust het bestreden besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering.

Lees verder

1. De raad heeft bij de vaststelling van dit bestemmingsplan de zienswijze van appellant voor zover deze zag op een verruiming van drie bouwvlakken overeenkomstig de feitelijke situatie gegrond verklaard. In de nota van zienswijzen en de nota van wijzigingen is vermeld dat de bouwvlakken verruimd worden. Kennelijk is er geen discussie dat de bestaande agrarische bebouwing positief bestemd moet worden. Appellant heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat twee van de drie verruimingen echter niet (op correcte wijze) op de verbeelding zijn verwerkt. Aangezien de raad ter zitting heeft erkend dat dat voor zover het een werkplaats betreft het geval is, heeft de Afdeling het vaststellingsbesluit in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel geoordeeld. Ten opzichte van een uitbouw achter een boerderij stelt de raad zich daarentegen op het standpunt dat deze wel binnen het bouwvlak op de verbeelding valt. De Afdeling heeft echter gelet op de belijning van het bouwvlak op de verbeelding en de vorm van de uitbouw gerede twijfel of dit standpunt van de raad juist is en overweegt dat het vaststellingsbesluit in zoverre in strijd is met een deugdelijke motivering nu de raad zijn standpunt ter zitting niet nader heeft kunnen onderbouwen.

2. Kennelijk kon de Afdeling reeds op het oog zien dat de vorm van de uitbouw van de boerderij vermoedelijk niet overeenkomt en niet past binnen de belijning van het bouwvlak op de verbeelding. Het spreekt voor zich dat de belijning van het bouwvlak de vorm van de bebouwing moet volgen bij een positieve bestemming dan wel dat de bebouwing geheel binnen het bouwvlak valt. De vraag doet zich voor hoe de belijning van het bouwvlak zich moet verhouden tot de bestaande bebouwing als die belijning ‘strak’ die bebouwing volgt. Een lijn heeft altijd een bepaalde dikte op de digitale en analoge verbeelding en dus heeft de lijn een buitenzijde, midden en binnenzijde. Een digitale kaart als pdf-file heeft een lijndikte. Daarnaast kunnen de verbeeldingen op ruimtelijkeplannen.nl niet oneindig worden ingezoomd. De vraag doet zich dus voor of de bestaande bebouwing binnen de buitenzijde, het midden of de binnenzijde van de belijning van het bouwvlak op de verbeelding weergegeven moet worden. Uit de jurisprudentie volgt dat de bebouwing moet vallen binnen de buitenzijde van de belijning van het bouwvlak op de verbeelding zoals is af te leiden uit ABRvS 24 december 2003, Gst. 2004/82, m.nt. A.G.A. Nijmeijer; ABRvS 12 mei 2010, nr. 200905930/1/H1; ABRvS 13 juli 2011, nr. 201009773/1/T1/H1; ABRvS 28 september 2011, BR 2012/6, m.nt. P.M.J. de Haan, en ABRvS 14 december 2011, nr. 201106281/1/H1. Uit die zaken volgt dat de buitenzijde van de lijnen op een plankaart (verbeelding) bepalend is voor de beoordeling of een bouwplan binnen een bouwvlak valt en daarmee niet in strijd met het bestemmingsplan is. Dit betekent dus dat als enkel en precies de bestaande bebouwing positief bestemd moet worden in een nieuw bestemmingsplan deze gelijk moet lopen met de buitenzijde van de belijning van het bouwvlak. Als de bestaande bebouwing samenvalt met het midden of de binnenzijde van de lijn van het bouwvlak dan wordt in het bestemmingsplan in principe een halve respectievelijk hele lijndikte extra ‘weggeven’ om extra te bebouwen. Voordeel is dan overigens wel dat de kans kleiner is dat een deel van de bestaande bebouwing niet positief wordt bestemd. Hoewel dit nogal een muggenzifterij lijkt, moet niet vergeten worden dat bij een schaal van 1:1000 een lijn van 1 mm gelijk is aan 1 meter op ware grootte. Overigens geldt ook dat nauwkeurig en overeenkomstig de bij een bouwaanvraag overgelegde bouwtekening gebouwd moet worden nu deze onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de op grond van die aanvraag verleende bouwvergunning (omgevingsvergunning), zie ABRvS 19 november 2003, Gst. 2004/13, m.nt. A.G.A. Nijmeijer.

3. De raad heeft zich in r.o. 2.7 van deze uitspraak op het standpunt gesteld dat de agrarische bouwvlakken in overeenstemming zijn met de kadastrale ondergrond. Daarmee staat echter nog niet vast dat de bestaande bebouwing positief is bestemd. Aardig om in dat kader te vermelden is ABRvS 21 december 2011, BR 2012/53, m.nt. P.M.J. de Haan. De Afdeling gaat in r.o. 2.6.1 van die uitspraak voorbij aan het bezwaar dat een bijgebouw binnen de kadastrale grenzen van het verkeerde perceel getekend zou zijn op de ondergrond van de verbeelding. De Afdeling merkt op dat het erom gaat dat het bijgebouw positief bestemd is op de verbeelding. Hoewel de kadastrale ondergrond een begin kan zijn om de bestaande bebouwing positief te bestemmen en op te nemen op de verbeelding zal zo nodig veldonderzoek verricht moeten worden.

Over de auteur:

Mr. dr. ing. Peter de Haan is een gepromoveerd advocaat en gespecialiseerd in (publiek) bouwrecht, omgevingsrecht, vergunningverlening en handhaving. Peter is de eigenaar en oprichter van PDH Advocatuur.