Annotatie van advocaat mr. dr. ing. Peter de Haan in het tijdschrift Bouwrecht (BR 2012/116) bij ABRvS 06 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW7617, inzake de vraag of het aantal bezoekers van een evenemententerrein in een bestemmingsplan moet worden gelimiteerd.

Aantal bezoekers evenemententerrein niet gelimiteerd.

mr. dr. ing. P.M.J. de Haan

Anders dan de raad kennelijk heeft beoogd volgt uit de planregels niet dat de activiteiten die zijn toegestaan onder de bestemming ‘Gemengd’ ondergeschikt dienen te zijn aan de overige functies die de planregels ter plaatse toelaten. Voor zover de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat uit de plantoelichting volgt dat deze activiteiten uitsluitend op de begane grond van de stoeterij kunnen worden verricht, overweegt de Afdeling dat aan de plantoelichting geen bindende betekenis toekomt. Het vaststellingsbesluit is in strijd met de te betrachten zorgvuldigheid.

De afwijkingsbevoegdheid die geldt voor de gronden met deze gemengde bestemming leidt ertoe dat evenementen kunnen plaatsvinden. Gelet op de tijdelijkheid van deze evenementen leidt de afwijkingsbevoegdheid er naar het oordeel van de Afdeling echter niet toe dat de bestemming kan worden gewijzigd.

Uit de plantoelichting volgt dat de evenementen die ter plaatse zullen worden georganiseerd ongeveer 300 tot 500 bezoekers zullen trekken. In uitzonderlijke gevallen zal ter plaatse een evenement voor maximaal 800 bezoekers worden georganiseerd, zo volgt uit de plantoelichting. Het extra aantal verkeersbewegingen ten gevolge van de evenementen is niet onderzocht. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad derhalve onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke gevolgen de evenementen zullen hebben voor de verkeerssituatie. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het aantal bezoekers in de planregels niet is gelimiteerd. Evenmin acht de Afdeling de parkeerbehoefte ten gevolge van de evenementen inzichtelijk gemaakt, zodat onvoldoende duidelijk is of de ter plaatse aanwezige 200 parkeerplaatsen voldoende zijn om aan de parkeerbehoefte te voldoen. Daarbij acht de Afdeling van belang dat indien ter plaatse een evenement wordt georganiseerd een deel van de overige ter plaatse toegestane functies eveneens kan worden uitgeoefend, zodat niet alle 200 parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn voor de bezoekers van de evenementen.

Lees verder

1. De rode draad in de hierboven weergegeven overwegingen van deze uitspraak is dat de raad feitelijk in de planregels planologisch veel meer mogelijk maakt dan deze beoogt. De Afdeling heeft dan ook terecht het vaststellingsbesluit in strijd met de zorgvuldigheid geoordeeld. Weliswaar is in de plantoelichting opgenomen dat de activiteiten behorende bij de gemengde bestemming en de wijzigingsbevoegdheid die evenementen mogelijk maakt slechts van beperkte omvang/ondergeschikte betekenis moeten zijn, maar de plantoelichting is niet bindend. De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn ingevolge de planregels bestemd voor het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op culturele, educatieve en ontspannende voorzieningen, waaronder vergaderruimte, tentoonstellingen, workshops, bedrijfs- en productpresentaties en indoorspelen. Anders dan de raad kennelijk heeft beoogd volgt uit de planregels niet dat deze activiteiten ondergeschikt dienen te zijn aan de overige functies die ingevolge de planregels ter plaatse zijn toegelaten. Voorts volgt uit de planregels, anders dan de raad heeft beoogd, evenmin dat de bedoelde activiteiten uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond van de bestaande stoeterij, zodat deze activiteiten binnen het gehele plandeel met de bestemming ‘Gemengd’ kunnen worden verricht. Uit de plantoelichting volgt dat de evenementen die ter plaatse op grond van de wijzigingsbevoegdheid kunnen worden georganiseerd ongeveer 300 tot 500 bezoekers zullen trekken. In uitzonderlijke gevallen zal ter plaatse een evenement voor maximaal 800 bezoekers worden georganiseerd, zo volgt uit de plantoelichting. Het extra aantal verkeersbewegingen ten gevolge van de evenementen is niet onderzocht. De raad heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke gevolgen de evenementen zullen hebben voor de verkeerssituatie, aldus de Afdeling. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het aantal bezoekers in de planregels niet is gelimiteerd. Evenmin acht de Afdeling de parkeerbehoefte ten gevolge van de evenementen inzichtelijk gemaakt, zodat onvoldoende duidelijk is of de ter plaatse aanwezige 200 parkeerplaatsen voldoende zijn om aan de parkeerbehoefte te voldoen. Daarbij acht de Afdeling van belang dat indien ter plaatse een evenement wordt georganiseerd een deel van de overige ter plaatse toegestane functies eveneens kan worden uitgeoefend, zodat niet alle 200 parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn voor de bezoekers van de evenementen. Bovendien is niet eenduidig waar binnen het plandeel met de bestemming ‘Gemengd’ de evenementen kunnen worden toegelaten nu een aanduiding ten behoeve van een stoeterij op de verbeelding ontbreekt.

2. De Afdeling heeft vele malen hiervoor overwogen dat aan de plantoelichting bij een bestemmingsplan geen bindende betekenis toekomt. Zo heeft de Afdeling in ABRvS 15 januari 1998, nr. E01960002/E01960052, overwogen dat het feit dat aan de plantoelichting zelf geen bindende betekenis toekomt, onder meer inhoudt dat de toelichting altijd ondergeschikt is aan de planregels. Als de planregels een bepaald gebruik mogelijk maken, dan kan dit niet worden tegengegaan door middel van het bepaalde in de plantoelichting. Zoals alleen de wetsartikelen bindend zijn, komt ook enkel aan de planregels van een bestemmingsplan bindende betekenis toe. Als er een discrepantie is tussen de Parlementaire Geschiedenis respectievelijk de plantoelichting en de (letterlijke tekst van) wetsartikelen of planregels, doet de vraag zich voor hoe hiermee omgegaan dient te worden. Als de tekst van de wetsartikelen of planregels ondubbelzinnig is, verdient het de voorkeur dat de betekenis die daaruit is af te leiden, wordt aangehouden. Zelfs als daarmee een betekenis aan de regelgeving wordt toegekend die in strijd is met de kennelijke bedoeling van de (plan)wetgever. Pas als de bewoordingen van de wetgeving (lees in het geval van een bestemmingsplan hier planregels) niet ondubbelzinnig zijn, kan betekenis worden toegekend aan de Parlementaire Geschiedenis of plantoelichting. In art. 12, lid 2 Bro 1985 (thans art. 1.2.3, lid 1, en 3.1.6, lid 1 Bro) is bepaald dat het bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Overeenkomstig een strikte uitleg maakt de toelichting dan ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, hetgeen het bovenstaande onderbouwt.

3. In r.o. 2.15.3 heeft de Afdeling overwogen dat gelet op de tijdelijkheid van de evenementen die de afwijkingsbevoegdheid mogelijk maakt, deze bevoegdheid er niet toe leidt dat de bestemming kan worden gewijzigd. Met andere woorden, reeds in dit bestemmingsplan moet getoetst worden of deze afwijkingsbevoegdheid niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De toetsing van de gevolgen van een evenement kunnen dus niet (geheel) worden doorgeschoven naar de evenementenvergunning op grond van de APV (welke in de planregels wordt voorgeschreven).

4. Ten aanzien van de afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van de incidentele evenementen zoals weergegeven in r.o. 2.15.2 kan overigens nog wel een kanttekening worden geplaatst. In de daaropvolgende overweging merkt de Afdeling op dat het aantal bezoekers van die evenementen niet is gelimiteerd. Dat is waar. Wel kan daar tegenin gebracht worden dat blijkens de planregels de maximale vloeroppervlakte die gebruikt mag worden voor de evenementenruimten 1000 m2 bedraagt. Gesteld zou kunnen worden dat met deze fysieke beperking het aantal bezoekers is gelimiteerd. De raad heeft echter kennelijk niet aangetoond wat het maximum aantal bezoekers van die 1000 m2-evenementenruimte kan zijn en hoe dat zich vertaald in het aantal te parkeren auto’s.

5. De Afdeling overweegt dat niet is onderzocht of de aanwezige parkeerplaatsen voldoende zijn om in de parkeerbehoefte bij een evenement te voldoen. Temeer daar tegelijkertijd andere activiteiten kunnen plaatsvinden die ook parkeerplaatsen in beslag nemen. Het is toegestaan in een parkeeronderzoek rekening te houden met dubbelgebruik zoals volgt uit ABRvS 11 maart 2009, nr. 200804078/1. Wel zal dan gekeken moeten worden in hoeverre de verschillende activiteiten al dan niet tegelijkertijd een parkeerbehoefte tot gevolg hebben en in hoeverre de parkeerplaatsen (of de gronden waarop die planologisch mogelijk gemaakt kunnen worden) in de behoefte kunnen voorzien.

Over de auteur:

Mr. dr. ing. Peter de Haan is een gepromoveerd advocaat en gespecialiseerd in (publiek) bouwrecht, omgevingsrecht, vergunningverlening en handhaving. Peter is de eigenaar en oprichter van PDH Advocatuur.